“Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Joh.14:6
“Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.” 1Cor.3:11

KOM

“Hij Die van deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen. Ja, kom, Heere Jezus!  De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.” (Openbaring 22:20-21 HSV)

Wij die mogen komen.

“Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster.  En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het water des levens nemen, voor niets.  Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.  En als iemand afdoet van de woorden van het boek van deze profetie, zal God zijn deel afdoen van het boek des levens, en van de heilige stad, van de dingen die in dit boek geschreven zijn.” (Openbaring 22:16-19 HSV)

“Mijn Liefste antwoordt en zegt tegen mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn allermooiste, en kom!  Want zie, de winter is voorbij. De regentijd is over, helemaal voorbijgegaan.  De bloemen laten zich zien op het land, de zangtijd is aangebroken, het koeren van de tortelduif wordt in ons land gehoord.  De vijgenboom brengt zijn jonge vruchten voort, de bloeiende wijnstokken geuren. Sta op, Mijn vriendin, en kom, Mijn allermooiste!” (Hooglied 2:10-13 HSV)

Kom met Mij van de Libanon af, bruid, met Mij van de Libanon af, kom! Daal af van de top van de Amana, weg van de top van de Senir en de Hermon, van de holen van de leeuwen, van de bergen met de luipaarden.” (Hooglied 4:8 HSV)

“Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël? En u, mensenkind, zeg tegen uw volksgenoten: De gerechtigheid van de rechtvaardige zal hem niet redden op de dag van zijn overtreding. En wat de goddeloosheid van de goddeloze betreft, hij zal er niet door struikelen op de dag dat hij zich van zijn goddeloosheid bekeert, en de rechtvaardige zal niet door zijn gerechtigheid in leven kunnen blijven op de dag dat hij zondigt. Als Ik tegen de rechtvaardige zeg dat hij zeker in leven zal blijven, maar híj op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, dan zullen geen van zijn gerechtigheden in herinnering gebracht worden, maar in zijn onrecht, dat hij gedaan heeft, daarin zal hij sterven. Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en hij zich van zijn zonde bekeert, en recht en gerechtigheid doet- de goddeloze geeft het onderpand terug, hij vergoedt het roofgoed, hij wandelt overeenkomstig de verordeningen van het leven zonder onrecht te doen-dan zal hij zeker in leven blijven, hij zal niet sterven. Al zijn zonden, die hij begaan heeft, zullen hem niet in herinnering gebracht worden: hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zeker in leven blijven.” (Ezechiël 33:11-16 HSV)

“Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.” (Mattheüs 11:28 HSV)

“Petrus antwoordde Hem en zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen.  Hij zei: Kom! En Petrus klom uit het schip en liep op het water om bij Jezus te komen.  Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij!  Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?” (Mattheüs 14:28-31 HSV)

“Jezus zei tegen hem: Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan en volg Mij.” (Mattheüs 19:21 HSV)

“En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij.” (Markus 10:21 HSV)

“En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.” (Markus 16:15 HSV)

“Maar toen Jezus dit hoorde, zei Hij tegen hem: Nog één ding ontbreekt u: Verkoop al wat u hebt en deel het uit onder de armen en u zult een schat hebben in de hemel. En kom dan en volg Mij.” (Lukas 18:22 HSV)

“En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij op, zag hem en zei tegen hem: Zacheüs, haast u en kom naar beneden, want heden moet Ik in uw huis verblijven.” (Lukas 19:5 HSV)

“(46) Filippus vond Nathanaël en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.  (47) En Nathanaël zei tegen hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie.” (Johannes 1:45-46 HSV)

“Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen,  maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.  De vrouw zei tegen Hem: Heere, geef mij dat water, opdat ik geen dorst meer zal hebben en niet hier hoef te komen om te putten.  Jezus zei tegen haar: Ga heen, roep uw man en kom hier.” (Johannes 4:13-16 HSV)

“En Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt.  En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem: Lazarus, kom naar buiten!  En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen: Maak hem los en laat hem weggaan.” (Johannes 11:42-44 HSV)

 “En de hogepriester zei: Zijn deze dingen zo?  En hij zei: Mannenbroeders en vaders, luister! De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij nog in Mesopotamië was, voordat hij in Haran woonde,  en Hij zei tegen hem: Ga uit uw land en uit uw familie en kom naar een land dat Ik u wijzen zal.” (Handelingen 7:1-3 HSV)

“Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden.” (Openbaring 4:1 HSV)

“En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom en zie!  En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.  En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie!  En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.  En toen het Lam het derde zegel geopend had, hoorde ik het derde dier zeggen: Kom en zie! En ik zag, en zie, een zwart paard, en hij die erop zat, had een weegschaal in zijn hand.  En ik hoorde te midden van de vier dieren een stem zeggen: Een maat tarwe voor een penning en drie maten gerst voor een penning. En breng de olie en de wijn geen schade toe.  En toen het Lam het vierde zegel geopend had, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom en zie!  En ik zag, en zie: een grauw paard en die erop zat, zijn naam was de dood, en het rijk van de dood volgde hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde om te doden met het zwaard, met honger, met de dood en door de wilde dieren van de aarde.” (Openbaring 6:1-8 HSV)

“En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei tegen mij: Kom, ik zal u het oordeel over de grote hoer laten zien, die aan vele wateren zit.  Met haar hebben de koningen van de aarde hoererij bedreven, en de bewoners van de aarde zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij.” (Openbaring 17:1-2 HSV)

“En een van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, vol van de zeven laatste plagen, kwam naar mij toe en hij sprak met mij en zei: Kom, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, laten zien.  En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en liet mij de grote stad zien, het heilige Jeruzalem, dat neerdaalde uit de hemel, bij God vandaan.  Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis.  Zij had een grote en hoge muur met twaalf poorten, en bij die poorten twaalf engelen. Ook waren er namen op geschreven, namelijk van de twaalf stammen van de Israëlieten.  Drie poorten op het oosten, drie poorten op het noorden, drie poorten op het zuiden, en drie poorten op het westen.  En de muur van de stad had twaalf fundamenten met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam.  En hij die met mij sprak, had een gouden meetlat om de stad op te meten, en haar poorten, en haar muur.  En de stad lag daar als een vierkant, haar lengte was even groot als haar breedte. En hij mat de stad met de meetlat op: twaalfduizend stadiën. Haar lengte, breedte en hoogte waren gelijk.  En hij mat haar muur op: honderdvierenveertig el, een mensenmaat, die ook de maat van een engel is.  En het bouwmateriaal van de muur was jaspis en de stad was zuiver goud, gelijk aan zuiver glas.  En de fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei edelgesteente versierd. Het eerste fundament was jaspis, het tweede saffier, het derde chalcedon, het vierde smaragd,  het vijfde onyx, het zesde sardius, het zevende chrysoliet, het achtste beril, het negende topaas, het tiende chrysopraas, het elfde hyacint, het twaalfde amethist.  En de twaalf poorten waren twaalf parels. Elke poort apart bestond uit één parel, en de straat van de stad was zuiver goud, als doorzichtig glas. Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp. En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen, en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer erin. En haar poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want daar zal geen nacht zijn. En zij zullen de heerlijkheid en de eer van de naties daarin brengen. Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.” (Openbaring 21:9-27 HSV)

De drie-enige God Die komt.

“(8) Toen zei Ik: Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven.” (Psalmen 40:7 HSV)

“O, bron van de tuinen, put van levend water dat van de Libanon stroomt! Ontwaak, noordenwind, en kom, zuidenwind, waai door mijn tuin, zodat de geur van zijn specerijen zich verspreidt. Laat mijn Liefste in Zijn tuin komen en eten van zijn beste vruchten!” (Hooglied 4:15-16 HSV)

“Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE.  Veel heidenvolken zullen op die dag bij de HEERE gevoegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.  De HEERE zal Juda in eigendom nemen als Zijn deel in het heilige land. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.  Wees stil voor het aangezicht van de HEERE, alle vlees, want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.” (Zacharia 2:10-13 HSV)

“En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid,  namelijk de Geest van de waarheid, Die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.  Ik zal u niet als wezen achterlaten; Ik kom weer naar u toe. Nog een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar u zult Mij zien, want Ik leef en u zult leven. Op die dag zult u inzien dat Ik in Mijn Vader ben, en u in Mij, en Ik in u. Wie Mijn geboden heeft en die in acht neemt, die is het die Mij liefheeft, en wie Mij liefheeft, hem zal Mijn Vader liefhebben; en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren.” (Johannes 14:16-21 HSV)

“U hebt gehoord dat Ik tegen u gezegd heb: Ik ga heen maar kom weer naar u toe. Als u Mij liefhad, zou u zich verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen naar de Vader; want Mijn Vader is meer dan Ik.” (Johannes 14:28 HSV)

“En hij zei tegen mij: Deze woorden zijn betrouwbaar en waarachtig. En de Heere, de God van de heilige profeten, heeft Zijn engel gezonden om Zijn dienstknechten te laten zien wat met spoed moet gebeuren. En zie, Ik kom spoedig. Zalig is hij die de woorden van de profetie van dit boek in acht neemt.” (Openbaring 22:6-7 HSV)

“En hij zei tegen mij: Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij.  Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden. En zie, Ik kom spoedig en Mijn loon is bij Mij om aan ieder te vergelden zoals zijn werk zal zijn. Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.” (Openbaring 22:10-14 HSV)

“En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij.  Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard en niemand uit hen is verloren gegaan dan de zoon van het verderf, opdat de Schrift vervuld wordt.  Maar nu kom Ik naar U toe en spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle Mijn blijdschap in zichzelf hebben.  Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben.  Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze.  Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Johannes 17:11-16 HSV)

Bovenstaande teksten zijn niet alle teksten die naar dit onderwerp verwijzen.