“Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.” Joh.14:6
“Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.” 1Cor.3:11

Vreemdelingen

“Er kwam hongersnood in dat land. Daarom trok Abram naar Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, omdat de hongersnood in het land zwaar was.” (Genesis 12:10 HSV)

“Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken.” (Genesis 15:13 HSV)

“Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn.” (Genesis 17:8 HSV)

“Zij baarde een zoon, en hij noemde hem Gersom, want, zei hij, ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.” (Exodus 2:22 HSV)

“U mag een vreemdeling niet uitbuiten en hem niet onderdrukken, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte.” (Exodus 22:21 HSV)

“Verder zeiden ze tegen de farao: Wij zijn gekomen om als vreemdeling in dit land te wonen, want er is geen weidegrond meer voor het kleinvee dat aan uw dienaren toebehoort, omdat de honger zwaar is in het land Kanaän. Nu dan, laat uw dienaren toch in de landstreek Gosen wonen.” (Genesis 47:4 HSV)

“Jakob zei tegen de farao: Het aantal van de jaren van mijn vreemdelingschap is honderddertig jaar. Weinig in getal en vol kwaad zijn mijn levensjaren geweest, en zij hebben het aantal van de levensjaren van mijn vaderen in de dagen van hun vreemdelingschap niet bereikt.” (Genesis 47:9 HSV)

“(6:3) Ook heb Ik Mijn verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven, het land van hun vreemdelingschap, waarin zij als vreemdeling verbleven.” (Exodus 6:4 HSV)

“De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God.” (Leviticus 19:34 HSV)

“Verder mag het land niet voor altijd verkocht worden, want het land behoort Mij toe. U bent immers vreemdelingen en bijwoners bij Mij.” (Leviticus 25:23 HSV)

“Daarom moet u de vreemdeling liefhebben, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte.” (Deuteronomium 10:19 HSV)

“Toen u met weinig mensen was, ja, met weinigen, en vreemdelingen daarin,” (1 Kronieken 16:19 HSV)

“Want wij zijn vreemdelingen voor Uw aangezicht en bijwoners, zoals al onze vaderen. Als een schaduw zijn onze dagen op de aarde, en er is geen hoop.” (1 Kronieken 29:15 HSV)

“En heel de gemeente van Juda verblijdde zich, evenals de priesters en de Levieten, en heel de gemeente van hen die uit Israël gekomen waren, ook de vreemdelingen die uit het land Israël gekomen waren én die in Juda woonden.” (2 Kronieken 30:25 HSV)

“Toen zij met weinig mensen waren, ja, met weinigen, en vreemdelingen daarin,” (Psalmen 105:12 HSV)

“Uw verordeningen zijn mijn gezangen geweest op de plaats waar ik vreemdeling was.” (Psalmen 119:54 HSV)

“De HEERE bewaart de vreemdelingen, Hij houdt wees en weduwe staande, maar de weg van de goddelozen maakt Hij krom.” (Psalmen 146:9 HSV)

“En lammeren zullen er grazen als was het hun weide, en van de puinhopen van de weldoorvoeden zullen vreemdelingen eten.” (Jesaja 5:17 HSV)

“En de vreemdelingen die zich bij de HEERE voegen om Hem te dienen en om de Naam van de HEERE lief te hebben, om Hem tot dienaren te zijn; allen die de sabbat in acht nemen, zodat zij hem niet ontheiligen, en die aan Mijn verbond vasthouden:  hen zal Ik ook brengen naar Mijn heilige berg, en Ik zal hen verblijden in Mijn huis van gebed. Hun brandoffers en hun slachtoffers zullen welgevallig zijn op Mijn altaar. Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken.” (Jesaja 56:6-7 HSV)

“En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël.” (Ezechiël 47:22 HSV)

“Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald.” (Mattheüs 25:35 HSV)

“De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren en het volk verhoogd toen zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en Hij heeft hen met een machtige arm daaruit geleid.” (Handelingen 13:17 HSV)

“dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld.  Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen.” (Efeziërs 2:12-13 HSV)

“Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader.  Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God,  gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is,  en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere;  op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.” (Efeziërs 2:18-22 HSV)

“Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet verkregen, maar hebben die vanuit de verte gezien en geloofd en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren.” (Hebreeën 11:13 HSV)

“Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen in de verstrooiing in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië,  uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God de Vader, door de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: moge genade en vrede voor u vermeerderd worden.” (1 Petrus 1:1-2 HSV)

“En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap,” (1 Petrus 1:17 HSV)

Bovenstaande teksten zijn niet alle teksten die naar dit onderwerp verwijzen.